Dat heeft geleid tot de oprichting van het Kimo (Kennisinstituut mondzorg) dat praktijkrichtlijnen moet opstellen op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten, aangereikt door de Federatie Wetenschappelijke Verenigingen (FTW). Een prima initiatief, het werd hoog tijd.
Alleen is de vraag wie daarin gaan participeren. Behoudt de tandarts, vertegenwoordigd door de brancheverenigingen, de macht over zijn vak? Of gaat hij door de knieën voor het zoveelste dictaat van de overheid. Intussen is er een Balkanoorlog losgebroken tussen het Kimo, de ANT, de KNMT en de FTW.
Op zich is er niets tegen een onafhankelijk richtlijneninstituut, maar de tandheelkundige professie (tandartsen, mondhygiënisten en tandtechnici) zal daarin wel het laatste woord moeten hebben bij het opstellen van die richtlijnen, dat spreekt voor zich. Maar dat is niet voor alle partijen vanzelfsprekend. ANT en KNMT ventileren terecht de angst dat andere stakeholders, bijvoorbeeld de zorgverzekeraars, er mee op de loop gaan en het Kimo een controlerend repressieve instantie dreigt te worden.
Richtlijnen zijn een goede leidraad voor het nemen van de juiste klinische beslissingen, maar ze moeten geen middel zijn om professionals de maat te nemen. Dan ontstaat er een voedingsbodem voor een angstcultuur met overdiagnostiek en defensieve tandheelkunde als gevolg. Hierbij is niemand gebaat. Ze moeten een recept zijn voor de best haalbare tandheelkunde, vrij van chaos en willekeur, dat eenzame prutsers geen kans geeft. De professionele standaarden dienen bij iedere behandeling als