Behalve dat er vraaguitval bij de tandheelkundige consument is gesignaleerd, wordt vanuit de tandtechnische hoek vernomen dat er minder kronen en bruggen worden geleverd. Wat zouden de achtergronden hiervan kunnen zijn? Mogelijk is de vraaguitval ook deels te danken aan de betere gebitsgezondheid van de generatie die in de jaren 1970, 1980 en 1990 is opgegroeid. Bovendien hebben betere gebitten geen kronen en bruggen nodig. Hier komt nog bij dat er een type tandarts is opgeleid die minder snel tot het kronen van gebitselementen overgaat. Oudere tandartsen wijzen graag op de accentverschuivingen in de tandheelkundige opleidingen, waardoor de moderne tandarts amper geschoold zou zijn in het edele kroon- en brugwerk. Hieraan is de onuitgesproken suggestie gekoppeld dat vaardigheid in het maken van kronen en bruggen als het ware het onderscheid uitmaakt tussen de goede en de slechte tandarts. Waarschijnlijk denken de patiënten van een kroon&brugtandarts daar anders over.
Brug 1
Een van die patiënten is een 62-jarige man. De k&b-tandarts heeft bij hem vier bruggen geplaatst. In chronologische volgorde is de brug rechtsonder de eerste (afbeelding 1 en 2). Die getuigt er al meteen van dat deze tandarts niet terugschrikt voor een gewaagde constructie: na extractie van de 47 vervaardigt hij namelijk deze vijfdelige brug, bestaande uit:
- eerste kroon op de 43
- tweede kroon op de 44
- derde kroon op de 45
- 1e vrijeindigend brugdeel als