Slijtage wordt steeds vaker gezien en hoeft niet altijd behandeld te worden, mits de slijtage fysiologisch is. Volgens Dawson is slijtage fysiologisch wanneer er een normale belasting (= ortho)functie is, dus als er een normale hoeveelheid contact is tussen de gebitselementen.
Parafunctionele activiteit leidt tot een overmatig slijtage. Orthofunctionele activiteit kan toch leiden tot pathologische slijtage als de tanden te vaak tegen elkaar aan komen en te dicht bij elkaar staan en bij het sluiten van de kaken elkaar raken voordat afgegleden wordt naar maximale occlusie.
Dit is vaak het geval als er in het verleden een orthodontische behandeling is uitgevoerd, waarbij premolaren zijn geëxtraheerd om ruimte te maken. De incisieven zijn vervolgens naar achteren gebeugeld om te zorgen voor sagittaal contact bij een klasse I-molaarrelatie. Dit heeft vaak steilstand tot gevolg en op latere leeftijd zien we dan vaak meer dan gemiddelde slijtage van het onder- en bovenfront. (Afbeelding 1 en 2a-b)



Zo zien we ook slijtage als er te weinig tandmateriaal is in verhouding tot de grootte van de kaak. Dit heet een ‘tooth size discrepancy’. De tanden hebben dan