Als tandarts besluit je soms om niets meer te doen aan de gebitssituatie van een patiënt en je enkel te beperken tot symptoombestrijding bij pijn of losse gebitselementen. Dit besluit kan een gevolg zijn van de houding van de patiënt, maar ook vanwege zijn/haar financiële middelen. In sommige gevallen kan de tandarts zelf redenen aanvoeren voor een beperkt behandelaanbod. Bijvoorbeeld als de behandelaar heeft bedacht dat een volledige prothese de enige optie is om de huidige gebitsproblemen te verhelpen.
Deze casus betreft een vrouwelijke patiënt van 55 jaar die 19 jaar lang op controle is geweest bij haar vorige tandarts, maar daar nooit enige vorm van behandeling (of verwijzing naar een collega) aangeboden heeft gekregen. Het gevolg is dat zij een forse uitgroei van haar bovenfront heeft, wat bij haar heeft geleid tot een lip-interpositie. Hierdoor zijn problemen met spraak, functie en esthetiek ontstaan. Op dat moment, het is 2004, bespreek ik met de patiënt de noodzaak een behandeltraject van twee tot drie jaar aan te gaan, om daarna te zien welke vervolgstappen wenselijk en mogelijk zijn. In januari 2007 was deze rehabilitatie voltooid. Inmiddels zijn we bijna 13 jaar verder en het tandheelkundige sein staat nog steeds volop op groen. Bij aanvang van de casus in 2004 was er sprake van de volgende problematiek (afbeelding1–4):

- Klasse II-kaakrelatie (1 p.b.disto).
- Forse uitgroei van het bovenfront met lip-interpositie.