Door het verslechteren van de mondgezondheid kan ook de kwaliteit van leven verminderen2. Daarnaast roept gebitsslijtage voor de mondzorgverlener van de patiënt de nodige problemen op doordat restauratieve behandelingen complexer worden. Desondanks is er nog maar relatief weinig bekend over het progressieverloop van gebitsslijtage, met welke snelheid dat gebeurt en welke factoren er invloed op hebben. In deze scriptie hebben we de jaarlijkse kwantitatieve hoeveelheid slijtage onderzocht bij patiënten met pathologische gebitsslijtage zonder hulpvraag.
Gebitsslijtage is een fysiologisch fenomeen dat bij iedereen in de loop van het leven optreedt. Het wordt veroorzaakt door een combinatie van drie mechanismen:
- mechanische oorzaken, zoals klemmen, knarsen of het bijten op nagels en pennen en dergelijke;
- chemische oorzaken, zoals zure voedingsproducten, frequent overgeven of het hebben van maagzuurproblemen (reflux);
- modificerende factoren, zoals hoeveelheid en kwaliteit speeksel, kauwkrachten en drink- en eetgewoontes.
Bij sommige mensen is er een dusdanige hoeveelheid slijtage dat deze als ernstig geclassificeerd kan worden. Volgens het Europese consensus statement uit 2018 is er sprake van ‘ernstige gebitsslijtage’ als ≥1/3e verlies heeft opgetreden van de klinische kroonhoogte3. Daarentegen wordt het ‘pathologisch’ genoemd als de hoeveelheid slijtage atypisch is voor de leeftijd van de patiënt. Doordat gebitsslijtage een multifactorieel proces is, is de eerste stap in de diagnostiek het in kaart brengen van de aanwezige processen door middel van vragenlijsten, anamnese, gebitsmodellen, mondfoto’s en röntgenopnamen. Vervolgens kan de slijtage gekwantificeerd worden met een index, zoals de TWES1. Als de gebitsslijtage op de juiste