Het is een ontspannen binnenkomer bij interviews die evenzeer over de persoon zelf als over diens werk gaan: ‘Wat wil jij later worden als je groot bent?’ ‘Tandarts!’, zegt Croes héél resoluut, je hoort bijna het uitroepteken. ‘Dat wist ik echt als kind al. Ik was acht of negen toen mijn oom tandarts werd, in Arnhem. We hadden vast al een schooltandarts in de jaren voordat we als gezin bij hem in de praktijk kwamen, daar heb ik eigenlijk niet eens zoveel herinnering aan. Maar ik was – en ben – wel altijd van het knutselen, bouwpakketjes en zo, dat leek me wel een goed uitgangspunt. Later heb ik zelfs een hele Burton in elkaar geknutseld, een sportauto op een chassis van een Citroën 2CV, de Eend. Ik begreep helemaal niets van de studiegenoot die pas in de loop van het eerste jaar tot de ontdekking kwam dat al dat gepriegel op de vierkante millimeter niets voor hem was. Dan heb je toch geen visie op de studie die je hebt gekozen?’ Zelf ging hij fluitend door de opleiding, pas in het derde jaar had hij een keer een her-tentamen.
Als rechtgeaarde Rotterdammer zag Croes studeren in Amsterdam niet zitten, dus werd het Nijmegen. Waarbij die oom weer van pas kwam, want die had vrienden in die omgeving zodat woonruimte snel kon worden geregeld. Een eventuele inloting in Groningen – ook geprobeerd – hoefde hij dus niet meer af te wachten.

Hans Croes