In 2006 werd in TP onderstaande casus beschreven om te laten zien dat professionele inzet tot onverwacht goede resultaten kan leiden. De casus omvatte toen een behandelperiode van twaalf jaar. De redactie van TP vroeg me nu of ik in de huidige tijd nog voor dezelfde aanpak als toen zou kiezen. De tandarts die in 1993 deze patiënt instuurde had geen behandelplan en vroeg parodontale behandeling. Extractie van de onderincisieven was voor hem onbespreekbaar, waardoor het in onze situatie alleen mogelijk was een zo goed mogelijke parodontale behandeling uit te voeren. Het ligt dus voor de hand dat we onder dezelfde omstandigheden nu dezelfde keuze zouden maken. Nu de vraag: ‘Was het een goede keuze?’ Voor de eerste twaalf jaar na begin van de behandeling wel. En vervolgens de vraag: ‘En daarna?’ Om deze vraag te beantwoorden kon ik gebruikmaken van het feit dat de patiënte nog steeds bij mijn collegae onder behandeling is, zodat ik de benodigde gegevens kon inzien.
In 1993 zien we een 45-jarige, enigszins angstige patiënte met voortgeschreden parodontitis in actieve fase. De botafbraak is in de frontregio’s meer dan 75%, rond de 34 totaal. Verder is er vooral bij de tweede molaren ernstige angulaire botafbraak, bij de 17 en 47 zelfs terminaal. Door migraties, uitgroei en kipping van de elementen is de beet onstabiel geworden, er zijn diastemen ontstaan, de fronten zijn uitgewaaierd en er is sprake van secundair occlusaal trauma. De meeste elementen hebben een verhoogde mobiliteit. De onderincisieven zijn symptomatisch behandeld met een (inmiddels gedeeltelijk loszittende) gegoten spalk (afbeelding1–5).
Afb. 1-3 1993. De klinische symptomen van de ernstige parodontitis en de gevolgen voor de weefsels en de elementen zijn goed waar te nemen.
Afb. 4 Op de röntgenfoto’s is het deels dramatische parodontale botverlies duidelijk.
Afb. 5 De diepe pockets en de mobiliteit van de elementen spreken voor zich.
De initiële therapie wordt uitgevoerd, waarbij de 34 geëxtraheerd wordt en de 17 en 47 nog even gehandhaafd blijven. Het kost nogal wat inspanning om de motivatie en coöperatie van de patiënte op het gewenste niveau te krijgen zodat de initiële behandeling verlengd kan worden. Bij