
In een opiniestuk in Het Parool van 21 augustus 2018 slaakte de decaan van de ACTA een cri de coeur over de mondzorg die ontoegankelijk is geworden voor de onderklasse en de tuimelende middenklasse van onze samenleving. Helder verhaal, helemaal mee eens. Maar het was natuurlijk al bij de invoering van de Wmg (Wet marktordening gezondheidszorg) in 2006 volkomen duidelijk dat dit ging gebeuren. De ziekenfondsverzekering kwam te vervallen en de tandheelkunde ging voor de meesten uit de basiszorg. Nooit iemand over gehoord destijds. Het was toen één en al jubelstemming over innovatie en dynamiek. Niemand (van KNMT, ANT tot ACTA) die toen een lans brak voor een solidair basispakketje tandheelkunde. Tja, dat opinieartikel van de ACTA-decaan had de smaak van mosterd na de maaltijd met brandend maagzuur als gevolg.
De markt zou de zorg en het onderwijs efficiënt, gecertificeerd en toegankelijk maken. Kwaliteit en transparantie waren de trefwoorden. Er werd echter dusdanig bezuinigd dat de opleidingscapaciteit tekortschoot voor de maatschappelijke behoeften.
Exemplarisch hiervoor was het gebrek aan leerkrachten op basisscholen in Amsterdam dat werd opgevuld door gemeenteambtenaren, mensen zonder enige onderwijsbevoegdheid en geen enkele ervaring binnen het onderwijs. Elke kwaliteit die hier moeizaam door scholing en nascholing bereikt was, werd zo door een nalatige overheid in één klap van tafel geveegd. Nood breekt immers wet. Zo kan het gebeuren dat mondhygiënisten onze taken moeten overnemen wegens