In het verleden ging men veelal dood aan een acute ziekte, meestal een ernstige infectie. In de tweede helft van de 19e en vooral in de 20e eeuw groeide kennis en inzicht die een gerichte bestrijding en preventie van dit soort aandoeningen mogelijk maakte. Er ontstonden medische specialismen die zich specifiek richtten op één onderdeel van het menselijk lijden. Daardoor zijn nu acute ziekten zoals cholera, tuberculose en longontsteking ‘bedwongen’. Aan een acute ziekte gaat men meestal niet meer dood. Daarvoor in de plaats zijn de chronische ziekten gekomen. Tegenwoordig lijden patiënten niet slechts aan één ziekte. Zij hebben meestal meerdere ziekten die bovendien vooral chronisch zijn. De organisatie van de gezondheidszorg is vormgegeven in de vorige eeuw, toen men nog aan één acute ziekte leed die door één specialist werd behandeld. Artsen gingen zich steeds verder specialiseren (arts interne geneeskunde, maag-darm-leverarts/-hepatoloog). Artsen die het geheel van de zieke mens overzagen werden weggesaneerd en een generalist (de huisarts, de tandarts) moet nu bij een probleem van de patiënt de specialist zoeken die het kan oplossen. Chronische ziekten kunnen niet worden opgelost – de naam zegt het al – maar slechts leefbaar gemaakt worden. Door deze ziekteverschuiving loopt de gezondheidszorg nu vast.
Plaats van homeopathie binnen de geneeskunde
Homeopathie is