Desondanks zijn de bobo’s in de mondzorg druk bezig met het opzetten van een richtlijneninstituut. De koster steekt blijkbaar nog braaf de kaarsjes aan op het altaar van de zorgmarkt terwijl de pastoor allang niet meer gelooft in onze lieve heer. Het rotsvaste geloof in de markt wankelt. Er moet nu water bij de wijn.
De samenleving komt er langzaam maar zeker achter dat er geen risicoloze geneeskunde bestaat, net als het leven zelf niet zonder gevaren is. Dat dus ook menselijke fouten niet uitgesloten kunnen worden – zolang die maar onder ogen worden gezien en er lering uit wordt getrokken.
Vanzelfsprekend is het streven van de beroepsgroep om menselijk falen uit te bannen, want de gevolgen daarvan kunnen desastreus zijn, vandaar die richtlijnen. Maar de dokter die in een te strak keurslijf zit van controle en verantwoording is vooral geneigd voorspelbare fouten te voorkomen en ziet niet wat er achter de horizon van zijn perceptie-bias plaatsvindt. Hij kijkt niet verder dan zijn neus lang is.
Het credo is: hoe minder fouten gemaakt worden des te hoger is de kwaliteit van het werk. Daarom moest de zorg geketend worden met kwaliteitsindicatoren. Tot op heden is dat een doodgeboren kindje gebleken. Begrijpelijk, want kwaliteit is het resultaat van vakmanschap en valt niet vooraf te definiëren. Iedereen weet diep in zijn hart wel wat kwaliteit is, maar als je het moet omschrijven