In de eerste eeuw van onze jaartelling bloeide Pompeï als handelsstad en vakantieoord, vooral dankzij zijn ligging aan de zonnige Golf van Napels. Maar deze gunstige ligging had ook een nadeel. In augustus van 79 barstte de vulkaan Vesuvius uit en stootte een kolom van stenen en gassen zo’n dertig kilometer de lucht in – of beter gezegd: in de vorm van een boom met talrijke vertakkingen. Pompeï en omliggende plaatsen werden bedolven onder een regen van as en vooral van het puimsteen dat ontstaat wanneer de vloeibare lava met ontelbare gasbelletjes daarin snel afkoelt. Vrijwel alle fora, tempels, amfitheaters, markten, winkels, fabriekjes, werkplaatsen, taveernes en woonhuizen van Pompeï en omringende plaatsen werden daaronder begraven en zo ‘bevroren in de tijd’.
En ook duizenden mensen. Na schatting telde Pompeï ruim 10.000 inwoners, misschien 20.000. De meerderheid van hen slaagde erin te vluchten. Maar veel anderen overleden door de giftige gassen, de puimsteenregen, en de instortende gebouwen.
Houding
In de loop der eeuwen – vooral de ‘donkere eeuwen’ na de ineenstorting van het West-Romeinse Rijk in de vijfde eeuw – raakte Pompeï in de vergetelheid. Pas laat in de vijftiende eeuw werden de ruïnes ontdekt. In de achttiende eeuw werd met het uitgraven daarvan