Fritz Pfeffer werd in 1889 in de Duitse stad Giessen geboren als zoon van joodse ouders. Zijn vader was eigenaar van een textielhandel. Hij studeerde tandheelkunde en kaakchirurgie, en vestigde zich in 1911 in Berlijn. In de Eerste Wereldoorlog diende hij in het Duitse leger.
Na de anti-joodse rellen en moorden van de Kristallnacht in 1938 verliet Pfeffer nazi-Duitsland en vestigde zich als tandarts in Amsterdam aan de Amstellaan (nu de Vrijheidslaan).
Achterhuis
Tot zijn (christelijke) patiënten behoorde Miep Gies. Na de inval van nazi-Duitsland in Nederland in mei 1940 en de toenemende anti-joodse voorschriften en deportaties, vroeg Pfeffer haar of zij een onderduikadres voor hem wist. Miep was werkzaam bij de zakenman Otto Frank, die na de machtsovername van Hitler in 1933 met zijn vrouw Edith en twee dochters, Anne en Margot, uit Frankfurt naar Amsterdam was gevlucht. Met behulp van Miep en haar man had Otto een geheime schuilplaats achter zijn bedrijfsruimte aan de Prinsengracht ingericht – voor zijn gezin en ook voor zijn joodse werknemer Herman van Pels, diens vrouw en hun zoon Peter. Otto, die Pfeffer al kende, was bereid om ook hem daar in te laten trekken.
In grote lijnen is het verhaal van de acht ondergedokenen in