Op cursussen leer je dingen aan, en soms ook dingen af. Andere routines, efficiëntere behandelingen, weefselsparende behandelingen. Vaak zijn daar nog geen tarieven voor.
Mooi voorbeeld uit het verleden is de composietveneer. In het midden van de jaren tachtig was daar geen beschrijving voor en dus werd deze gedeclareerd als 2 hoekopbouwen en een buccale restauratie. Daar deed je dan ongeveer een uurtje over, want het was een nieuwe techniek die je nog niet beheerste.
Het klikgebit op implantaten was uitsluitend een verstrekking voor ziekenfondsverzekerden en ook hier was eind jaren tachtig geen code en dus geen tarief voor. Ook was je in die tijd een charlatan in de ogen van sommige collega’s als je een prothese op implantaten plaatste, want die had geen goede prognose. Bruggen daarentegen wel.
Wat kon je in rekening brengen voor een klikgebit? Een aantal P-codes inclusief pijlpuntregistratie, opstellen van het front aan de stoel en reoccluderen. We hadden geen keuze. Na een aantal jaren werden deze P-codes door het COTG (Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg) tot op 5 cent nauwkeurig geclusterd tot I85.
Hoe gaat het met geclusterde codes? Die worden verlaagd, zo bleek, en niet iedereen doet (dus?) de pijlpunt meer en ook niet het opstellen aan de stoel. Transparanter wordt het er niet van. Bij nieuwe technieken staat in het tarievenboekje dat je de code mag toepassen die het dichtst in de buurt komt bij wat je zou doen.
Op dit moment zijn het de G-codes die