Het artikel uit 2006
Bij patiënten met voortgeschreden parodontale afbraak en actieve ontsteking is het altijd lastig de prognose van de aangedane elementen te bepalen. Vooral in een verwijspraktijk, omdat de voorgeschiedenis meestal onduidelijk is.
Wanneer beschouwen we een element als verloren, dus als te extraheren? Wanneer als dubieus? Hiervoor bestaan geen vaste regels, en in de literatuur is hieromtrent weinig te vinden. Er worden slechts enige richtlijnen aangegeven, zoals de onderstaande.
Niet te behouden bij:
- botverlies tot aan de apex
- paro-endolaesies
- onbehandelbare wortelfracturen/perforaties
- onbehandelbare apicale zwartingen
- onbehandelbare cariës
- functieloze M3’s met cariës of parodontitis
Dubieus bij:
- furcatieproblemen
- angulaire botdefecten
- meer dan 75% horizontaal botverlies
- periapicale afwijking
- onvoldoende wortelkanaalvulling
- uitgebreide cervicale cariëslaesie
- mobiliteit graad III
Het is duidelijk dat de interpretatie van deze richtlijnen altijd erg subjectief is. Wat de een als verloren beschouwt, vindt de ander dubieus of te behouden. Wat is ‘evidence based’?
Bij het zogenaamd voorspelbaar behandelen zal menig dubieus element als verloren beschouwd worden. Extractie is parodontaal gezien voorspelbaar wat betreft pocketeliminatie, maar de gevolgen voor de dentitie en het herstel moeten ook overzien worden.
Bij patiënten met gegeneraliseerde parodontitis kan het verlies van een of enige elementen dramatische gevolgen hebben voor de verdere behandelingsmogelijkheden. Het kan