Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

De gevolgen van tegen de grenzen

Jacques Koch
Burn-out beroepsziekte nummer één? Het lijkt er soms wel op. Of moeten we beter weten en bestaat burn-out als aandoening helemaal niet en is het een containerbegrip voor verschillende klachten met verschillende oorzaken? TP zoekt de antwoorden bij wetenschappers, een verzekeraar en een arbeidsdeskundige. En spreekt met een tandarts én een mondhygiënist die tegen hun grenzen liepen, met grote gevolgen.
https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12496-024-0522-4/MediaObjects/12496_2024_522_Fig1_HTML.jpg
Foto Valeriy G/iStock
‘Ik kon de weg naar huis niet meer vinden. Dat was het moment dat het echt misging. Ik stond voor een stoplicht en dacht: ik weet het eigenlijk niet meer. Ik was nog wel zo helder om mijn TomTom aan te zetten. Toen ik thuiskwam, zei mijn man: dit is nu wel klaar.’ Haar echtgenoot zag het misschien ook wel langer aankomen, vertelt Esmee Bakker, tandarts in Groningen, over haar burn-out. Op een oproep van TP om daarover te praten, was zij de enige tandarts die reageerde. Bakker: ‘Ik vind het belangrijk om mijn ervaring te delen. Omdat ik een burn-out iets vind waar misschien wel meer aandacht aan besteed moet worden. En het klinkt een beetje raar, maar de burn-out is voor mij een verandering in het leven geworden waar ik eigenlijk heel erg blij mee ben.’
Is burn-out zoetjesaan uitgegroeid tot beroepsziekte nummer één? Het lijkt er soms wel op. Steeds vaker komen mensen thuis te zitten met psychische problemen. Door werkdruk, privédruk, sociale druk en vooral door een combinatie van die drie. Irma Kluijt, manager medisch acceptatiebeleid, preventie en innovatie bij inkomensverzekeraar Movir: ‘We zien het in de maatschappij en we lezen het in de cijfers van het CBS en van Trimbos-instituut: er lijkt een stijging te zijn van het aantal psychische aandoeningen.’ Kluijt gebruikt bewust de term ‘aandoeningen’, want, zegt ze: ‘Psychische klachten, die heeft iedereen wel eens. Maar een aandoening betekent dat er echt een probleem is dat zijn weerslag heeft op je functioneren.’
Het Trimbos-instituut signaleerde eind 2022 in een langlopend onderzoek een sterke toename van psychische stoornissen bij volwassenen. Een van de conclusies: bijna de helft (48%) van de volwassenen in Nederland (18-75 jaar) heeft ooit in het leven één of meerdere psychische aandoeningen gehad. Kluijt: ‘Qua leeftijd is de groep iets ruimer dan de beroepsbevolking. En die psychische aandoeningen kunnen variëren van mild tot ernstig. Het wil ook niet zeggen dat je er arbeidsongeschikt van wordt. Maar toch: die cijfers zeggen dat het eigenlijk net zo normaal is om een psychische aandoening te hebben, als niet.’ Zoomen we in op die cijfers, hoe staat het er dan voor in onze eigen beroepsgroep? ‘Van de bij ons verzekerde tandartsen,’ zegt Kluijt, ‘is meer dan tien procent uitgevallen, met als belangrijkste oorzaak: psychische klachten. Problemen met het bewegingsapparaat, dus echt de fysieke klachten, staan daaronder.’

Ongezonde situatie

Heeft iedere tandarts met psychische klachten of een chronische vermoeidheid een burn-out? Zonder een scherpe definitie van het begrip is die vraag niet te beantwoorden. Aan uitleg op internet, voor veel mensen meestal de eerste bron van informatie, geen gebrek. AI (in dit geval van Microsoft Bing) vat het aldus samen: ‘Een burn-out is een specifieke toestand van overspannenheid, naar aanleiding van emotionele overbelasting en stress. Symptomen van een burn-out zijn: fysieke uitputting, verhoogde, emotionele buien en verminderde persoonlijke bekwaamheid. Een burn-out is het gevolg van een langdurige periode van stress en overspanning. Die zorgt ervoor dat je fysieke en mentale energiereserves als het ware opgebrand raken.’
Helder. Of juist niet? Cecile de Roos, werkstress- onderzoeker en auteur van het boek ‘Stress zit niet tussen je oren – hoe ga je om met mentale blessures?’ zet daar vraagtekens bij. Voor haar is burn-out een containerbegrip en bestaat het eigenlijk niet als aandoening. De Roos: ‘Niet als ziekte nee. Veeleer is het een gezonde reactie op een ongezonde situatie – een signaal dat bij iedereen verschillend is. Mensen hebben, blijkt uit onderzoeken, 27 verschillende emoties. Je moet je voorstellen dat die ook nog eens in een mengpaneel zitten, in een variatie van 1 tot 10. Zet tien mensen bij elkaar in een team en je hebt een enorme hoeveelheid variaties. En wat je ziet, is dat steeds meer mensen moeite hebben om daarmee om te gaan.’
Gedragswetenschapper Yvonne Buunk-Werkhoven gaat daar in mee. Tijdens haar werk als mondhygiëniste en docent bij de opleiding tandheelkunde en mondzorgkunde promoveerde ze als sociaal psycholoog in de gedrags- en maatschappijwetenschappen en raakte ze zelf overspannen (zie kadertekst). Nu houdt zij zich vooral bezig met gedragsaanpassingen. Buunk-Werkhoven: ‘We hebben onderzoek gedaan naar burn-out onder mondhygiënisten. Eerder hadden we al gekeken naar zoiets als ‘workengagement’ (werkbevlogenheid), want dat is als het ware een tegenhanger. Als iemand zeer bevlogen en gepassioneerd werkt, dan haalt hij onder andere plezier uit zijn werk. Heb je het over burn-out, dan zie je het eigenlijk het tegenovergestelde: geen energie, geen passie, geen plezier. Dan raak je dus vermoeid, óververmoeid, gestrest… En dat is dan, zeggen ze inderdaad, werkgerelateerd. Maar ik denk dat je bij burn-out, als iemand echt opgebrand is, ook moet kijken naar de omgevingsfactoren en naar hoe iemand in elkaar steekt, naar de persoonlijke kenmerken. Hoe gaat iemand met bepaalde situaties om? En hoe zit het met zijn of haar privéleven?’

Herstel inplannen

Tandarts Esmee Bakker herinnert zich dat ze het al vier jaar lang heel erg druk had: ‘Dat je het steeds nét kan redden en dat je bij een vakantie denkt: nou wil ik echt helemaal niks meer doen. Ik werd vergeetachtig, reed weg met mijn telefoon op het dak van de auto en op mijn werk merkte ik dat ik me echt heel erg moest inspannen om het vol te houden. Het ging niet met tegenzin, maar wel heel moeizaam en op het laatst op de automatische piloot. Maar goed, toen ik de weg naar mijn eigen huis niet meer wist, zei mijn man dus heel kordaat: Nu is het klaar, je mag morgen niet meer naar je werk.’ Bakker meldde zich de volgende dag ziek. ‘Voor mij was dat heel moeilijk, voor mijn collega’s op het werk was het iets dat snel geregeld moest worden. Er stonden volle programma’s, daar moest een oplossing voor komen.’ Overwoog ze misschien nog om dan maar halve dagen te werken? Bakker: ‘Ja, maar dat kon echt niet meer, het kón niet meer. Natuurlijk is er het verantwoordelijkheidsgevoel, ik denk dat veel tandartsen dat hebben, dat het moet doorgaan. Want die ene patiënt dan? En ik kan toch niet die kroon plaatsen en…’
Bakker zat, vertelt ze, drie maanden op de bank ‘en daar kwam ik weinig vanaf. Als de kinderen thuiskwamen, hield ik het twee uurtjes met ze goed vol, en daarna raakte ik weer vermoeid, geïrriteerd.’ Ze had voldoende tijd om na te denken over haar werk en gezinsleven. ‘Achteraf gezien wilde ik, na de komst van de kinderen, alles op hetzelfde niveau houden. En zorgen, en werken, en evenveel cursussen blijven volgen, en het netwerk van de tandheelkunde aanhouden, en mijn sociale contacten blijven onderhouden.’
Alle ballen in de lucht willen houden, daar lijkt het dus mis te gaan. Of, zoals onderzoeker Cecile de Roos het omschrijft: geen rem kunnen of willen zetten. De Roos: ‘In de topsport is het normaal dat we ook herstel meewegen. Denk aan de voetbal- of tenniswereld. Herstel is een onderdeel in het trainings- en wedstrijdschema. Het wordt ingepland. Tegelijkertijd verwachten we van ons brein dat we acht uur achter elkaar mentaal werk kunnen verrichten. En dat is onmogelijk.’

Preventie: RISICOFACTOREN

Het voorkomen van uitval is niet uitsluitend in het belang van de tandarts. Het is van even groot belang voor een inkomensverzekeraar als Movir, onderdeel van Nationale Nederlanden en een commerciële instelling waar ze liever meer premies zien binnenkomen dan ze uitgeven aan uitkeringen. Of is dat te kwaaddenkend? Nee, zegt Irma Kluijt van Movir: ‘Dat is vooral een logische conclusie. Een verzekeraar is een financieel dienstverlener en betaler. Dan is het allergrootste belang om je portefeuille gezond te houden, dat is de basis. Doe je dat niet en val je om dan heeft niemand wat. Maar blijf je alleen maar overeind door je premies te verhogen om je schadelast te compenseren, dan is er voor de verzekerden ook geen baat. Dus uiteindelijk heeft iedereen hetzelfde belang. En dat is: gezond blijven, duurzaam inzetbaar en fit en vitaal de eindstreep halen. We zijn er niet alleen voor de zekerheid van een uitkering bij arbeidsongeschiktheid, maar ook voor de ondersteuning bij terugkeer naar de werkvloer. En voor de preventie, dus kijken waar de risicofactoren zitten.’ Preventie is, zegt Kluijt, lange tijd een vies woord geweest: ‘Een beetje uit de alternatieve hoek. Ik ken het zelf maar al te goed vanuit mijn rol als arts, vroeger in het ziekenhuis en nu in het vakgebied arbeid en gezondheid. Preventie, dat was iets voor consultatiebureau-artsen. Maar tegenwoordig hebben we met GALA, het Gezond en Actief Leven Akkoord, een nationale preventieovereenkomst. De overheid begrijpt dat we echt met preventie bezig moeten zijn, want de hele gezondheidszorg dreigt onbetaalbaar te worden. En niet alleen de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.’
Tegelijkertijd concludeert Kluijt dat preventieprojecten vaak op de verkeerde plek terechtkomen. Kluijt: ‘We hebben een breed en divers aanbod waar veel gebruik van wordt gemaakt. Maar vooral door mensen die sowieso al bewust bezig zijn met gezond leven. De groep die niet goed voor zichzelf zorgt, is moeilijk bereikbaar. Je kunt ze ook niet dwingen. Ik geloof wel in een ander model van verzekeren waarbij je een contract met een klant sluit over gedeelde verantwoordelijkheid voor duurzame inzetbaarheid. Dan ben je als ondernemer aan zet: als je verzekerd wilt zijn voor arbeidsongeschiktheid, voor een uitkering, dan is het aan jou om te laten zien dat je goed voor jezelf zorgt. Ons kun je dan de vraag stellen hoe we jou kunnen helpen bij een duurzame inzetbaarheid. Op dat moment heb je een win-win situatie.’ Moeten we dan bij onze verzekeraar een bewijs van gezond gedrag overleggen om verzekerd te blijven?
In de topsport is het normaal dat we herstel inplannen. Maar van ons brein verwachten we dat het ononderbroken door kan gaan.
Kluijt: ‘We weten inmiddels wel heel veel over hoe preventie echt kan werken. Dat het niet alleen maar een mooi rapport of een akkoord is. Maar hoe je mensen in beweging krijgt. Een van de zaken is dat je als verzekeraar je klantgroep heel goed moet kennen. En die klantgroep is natuurlijk niet één diffuse groep. We hebben tandartsen. We hebben loodgieters. We hebben agrariërs. En we hebben bankiers. Om maar eens wat te noemen. Maar ook binnen tandartsen zijn er weer allerlei soorten mensen die je anders zou moeten benaderen.’

Oplossing zoeken

Kom je, ondanks je goede gedrag, toch thuis te zitten, dan krijg je te maken met een arbeidsdeskundige. Gestuurd door de verzekeraar komt die kijken hoe het met je gaat. ‘We komen niet meteen langs,’ zegt arbeidsdeskundige Harry Kuiper van Movir. ‘Mensen zitten dan nog in een soort crisisfase. Pas na een aantal weken komt meestal het besef wat de oorzaak is van de uitval. En dan schuiven wij aan, om samen een verdiepingsslag te maken. Waar is het misgegaan? In welke richting moeten we denken als we een oplossing zoeken? Ik ben geen medicus, daarvoor hebben we medische specialisten in huis. Maar mijn rol is ook niet die van controleur. Mensen zijn overbelast. Overspannen. Noem het burn-out. Het gaat mij overigens niet om de typering van de stoornis, maar om het feit dat het gewoon niet meer gaat. Het gaat er niet om mensen zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen, zeker niet, want dan is de kans op een terugval enorm. Het gaat erom dat we echt met elkaar in gesprek gaan en samen een oplossing bedenken. Het kan dan zijn dat er externe professionals nodig zijn om mensen daarin te ondersteunen.’
Kuiper wijst erop dat de melding van uitval eerder een roep om hulp kan zijn dan een roep om uitkering: ‘Natuurlijk is die uitkering ook van belang, de schoorsteen moet roken, de hypotheek en studie van de kinderen moeten betaald. Maar het is mijn ervaring dat de hulpvraag altijd veel nadrukkelijker op tafel ligt dan de geldvraag.’
Ook tandarts Esmee Bakker belandde in het circuit van arbeidsdeskundigen en externe ondersteuners. Uiteindelijk kwam ze, via een tip uit haar netwerk, bij een psycholoog terecht. Bakker: ‘Daar kwam naar boven wat ik stiekem eigenlijk wel wist, maar steeds had weggestopt. Dat werd daar belicht. En steeds opnieuw belicht. Soms ging ik er elke week heen, soms twee weken niet. Ik kreeg een spiegel voorgehouden en ik werd er wat rustiger van. Ik ging nog niet meteen werken, maar merkte dat ik thuis al wat meer kon oppakken.’ Toen ze uiteindelijk weer terugkeerde aan de stoel, had ze, zegt ze nu, twee belangrijke lessen geleerd: ‘Je moet altijd kritisch naar je situatie kijken, zeker op moment van grote live events, denk aan het krijgen van kinderen. Dat kan betekenen dat je een stapje moet terugdoen, je werksituatie moet aanpassen. Voor een zzp’er is dat natuurlijk eenvoudiger dan voor een tandarts met een eigen praktijk. Als zzp’er kun je een dagje minder werken en dan wordt het wel weer opgepakt.’ Als tweede les noemt Bakker: zelfreflectie. Dat betekent: onder ogen zien dat je ondersteuning van buitenaf kunt gebruiken. Bakker: ‘Dus zoek iemand op, een coach, een psycholoog, met wie je kunt sparren. Niet een vriend of vriendin, maar echt iemand die buiten jouw leven staat. Zie het als een soort onderhoud. Vorig jaar merkte ik dat het op de werkvloer toch weer begon te wringen. Toen heb ik, via een programma van mijn verzekeraar, een coach bezocht. Die heeft me laten zien op welke punten ik energie verlies, hoe dat precies werkt en wat ik eraan kan doen. Je kunt jezelf wel voornemen dingen te veranderen, maar zij heeft me structureler weer op de rit gezet. Voor zo’n aanpak moet echt veel meer bewustzijn komen.’

Bakker hoopt dat bewust over te kunnen dragen aan haar studenten. Die heeft ze, want er is na haar herstel veel veranderd. Ze staat tegenwoordig nog twee dagen per week aan de stoel en werkt twee dagen als docent. Een ervaringsdeskundige, zowel op tandheelkundig als sociaal vlak. Bakker: ‘Ik hoop dat studenten openheid durven geven over hun leven en dat ik hun wat tips kan meegeven, dat zou ik graag willen doen.’

Hoe stel je een burn-out vast?
Voor het vaststellen van een burn-out wordt vaak de Maslach-vragenlijst of de UBOS-vragenlijst gebruikt. Voldoen die standaarden? Volgens onderzoeker Cecile de Roos mag daar nog weleens kritisch naar worden gekeken: ‘Vragen zouden veel meer gerelateerd kunnen worden aan chronische stress. Daar zou meer onderzoek naar mogen worden verricht. Wat zijn nou valide vragen om de domino-effecten van chronische stress zichtbaar te maken?’ De Roos wijst op het werk van Wilmar Schaufeli, emeritus-hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie, die samen met econoom Jan Jaap Verolme het eerste kritische overzichtswerk van burn-out in Nederland schreef, ‘De burn-out bubbel’ (2022). Het duo probeert daarin feiten van fictie te scheiden en pleit voor het maken van een scherper onderscheid tussen lichte en zware burn-outklachten. Schaufeli, in een interview met GZ-Psychologie: ‘Wat opvalt is dat er tegenwoordig grofweg op twee manieren over burn-out wordt gesproken. Enerzijds doelen mensen hiermee op vage klachten die te maken hebben met het welbevinden op hun werk, zoals vermoeidheidsklachten en motivatieproblemen. Veel mensen die daar last van hebben, werken gewoon door; ook al gaat het niet meer zo lekker, zijn ze vaak moe en zitten ze niet meer zo goed in hun vel.’ Anderzijds zijn daar, zegt Schaufeli, de mensen met chronische en ernstige overspannenheid en een langdurig ziekbed: ‘Met een echte burn-out moet je in de gespecialiseerde ggz terechtkunnen’.

Schaufeli benadrukt dat het, op basis van officiële burn-outdiagnoses, in de laatste categorie om minder dan twee procent van de werkende beroepsbevolking gaat. Je kunt, meent hij, dus niet beweren dat er zoiets als een burn-outepidemie heerst. Anderzijds erkent hij ook dat er, als het gaat om de omvang van burn-out, nog steeds geen betrouwbare cijfers zijn. Frustrerend, noemt hij dat, in een interview met het Vlaamse dagblad De Standaard: ‘Wetenschappelijk is het nochtans niet zo moeilijk: je moet een gevalideerde vragenlijst bij een representatieve steekproef afnemen in verschillende landen. Maar dat gebeurt niet, door de organisatie van onderzoeksfinanciering, allerlei belangen en praktische problemen. Er is ontzettend veel vergelijkbaar burn-outonderzoek, maar op sommige basisvragen hebben we nog steeds geen antwoord: hoe vaak komt het voor? En hoe goed werken de behandelingen?’

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12496-024-0522-4/MediaObjects/12496_2024_522_Fig5_HTML.jpg
Gedragswetenschapper Yvonne Buunk-Werkhoven noemt een nieuw meetinstrument waarmee volgens haar betrouwbaardere analyses gemaakt kunnen worden: de Burn-out Assessment Tool (BAT): ‘Gebruik je de BAT, dan is dat geen diagnose van burn-out, maar het is een meting van burn-out gerelateerde klachten.’

‘Ik had als mondhygiënist niet meer de energie om alert te zijn’

Kunnen mondhygiënisten evenzeer als tandartsen tegen een burn-out aanlopen? Yvonne Buunk-Werkhoven deed er onderzoek naar. Ooit was ze zelf werkzaam als mondhygiënist. In 2009 werkte ze zowel in een staf-teampraktijk als in de Van Mesdag-kliniek. Tegelijkertijd schreef ze aan haar proefschrift voor het deeltijd promotietraject. Een drukke, ingewikkelde tijd met veel verschillende rollen, ook als docent voor de opleiding Mondzorgkunde, waarin ze zich niet altijd gesteund voelde. Buunk-Werkhoven: ‘Ik merkte dat ik als mondhygiënist in de Van Mesdag niet meer alert was, daar had ik de energie niet meer voor. En dan wordt het gevaarlijk, je behandelt daar tbs’ers, je wordt snel meegezogen in een manipulatief iets.

Toen mijn menstruatie drie maanden wegviel, dacht ik: hier gaat echt iets niet goed. Mijn huisarts zei: als jij je niet ziekmeldt, meld ik je ziek.’ Ze kwam thuis te zitten, had coachingsgesprekken, maar zat ook nog met een proefschrift dat afgerond moest worden. Toen ze na haar promotie letterlijk en figuurlijk van de trap viel, van ruim tweehoog, dacht ze: nu is het echt klaar. Naar haar oude werkvloer, de opleiding mondzorgkunde, keerde ze niet meer terug. ‘Ik ging werken bij de opleiding toegepaste psychologie. De diagnose burn-out is indertijd nooit gesteld, nu had ik die waarschijnlijk wel gekregen. Mijn overspannenheid was zowel werk- als opleidinggerelateerd en daar kwamen ook nog eens ziekte- en sterfgevallen in de familie bij.’

Ze deed inmiddels onderzoek naar werkbevlogenheid (zie hoofdverhaal) en was, een aantal jaren later, een van de onderzoekers in een gecombineerde studie naar burn-out onder vierhonderd mondhygiënisten. De slotconclusie daaruit: ‘Nederlandse mondhygiënisten lopen geen bijzonder risico op een burn-out. De jonge professionals lijken een gemiddelde tot hoge mate van werkbevlogenheid te hebben. Een hoog niveau van werkbevlogenheid (gemeten met de UWES) valt samen met een laag niveau van symptomen gerelateerd aan burn-out (gemeten met de UBOS).’

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12496-024-0522-4/MediaObjects/12496_2024_522_Fig6_HTML.jpg
Yvonne Buunk: ‘De diagnose burn-out is indertijd nooit gesteld, nu had ik die waarschijnlijk wel gekregen.’
https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12496-024-0522-4/MediaObjects/12496_2024_522_Fig2_HTML.jpg
Jacques Koch is schrijver en journalist.
https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12496-024-0522-4/MediaObjects/12496_2024_522_Fig3_HTML.jpg
Sander Loos is hoofdredacteur van TP.

Scan de qr-code en luister naar de podcast ‘Opgebrand’ die TP-hoofdredacteur Sander Loos maakte over burn-out

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12496-024-0522-4/MediaObjects/12496_2024_522_Fig4_HTML.jpg
Dit artikel is verschenen in TandartsPraktijk nr. 3, 2024.

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.