De patiënte had geklaagd dat zij tijdens het trekken van een verstandskies onvoldoende was verdoofd, dat de tandarts ondanks haar protesten was doorgegaan en geen rekening had gehouden met haar trauma en PTSS. De patiënte stelde dat zij meerdere keren had geroepen dat de behandeling pijn deed en dat zowel zijzelf als haar begeleidster de tandarts hadden verzocht te stoppen. Ook zou de tandarts haar psychische kwetsbaarheid niet serieus hebben genomen. De tandarts ontkende dit en voerde aan dat de behandeling zonder problemen was verlopen.
Het Tuchtcollege kon niet vaststellen dat de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld. Zo was er geen bewijs dat hij onvoldoende had gewacht tot de verdoving werkte of dat hij bewust signalen van pijn had genegeerd. Volgens het college is het aannemelijk dat de tandarts wel enkele minuten heeft gewacht na de verdoving en de patiënte geruststellend heeft toegesproken. De tandarts zelf stelt in zijn verdediging dat hij juist verdoving heeft bijgespoten om klaagster gerust te stellen. Ook het verwijt dat de tandarts de aanwijzingen van de begeleidster naast zich neerlegde, houdt geen stand. De tandarts mocht zich volgens het college richten op de patiënte zelf, die wilsbekwaam en goed behandelbaar was. Bovendien was vooraf niet duidelijk gemaakt dat PTSS een rol speelde of dat de begeleidster tijdens de behandeling beslissingsbevoegdheid had. Het Tuchtcollege concludeerde dat de tandarts zorgvuldig heeft gehandeld en dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. De tandarts krijgt dan ook geen maatregel opgelegd. Bekijk hier de uitspraak.